Foto:

2 miljoen voor de robotevolutie van Guszti Eiben

Redactie 31 May 2018

Guszti Eiben, bekend van de eerste babyrobot uit twee robot-ouders, gaat robots laten evolueren tot exemplaren die oude kerncentrales kunnen opruimen. Samen met Britse wetenschappers kreeg hij ruim 2 miljoen euro om Autonomous Robot Evolution (ARE) verder te onderzoeken. Eiben is hoogleraar Kunstmatige intelligentie aan de VU en bijzonder hoogleraar aan de University of York.

Guszti Eiben 1

Eiben haalde twee jaar geleden de wereldpers met de eerste babyrobot, maar daarna bleef het een tijdje stil. Gebrek aan subsidie verhinderde de volgende grote stap in het onderzoek naar robots die een partner selecteren, paren en zich voortplanten. Oftewel robotevolutie. Een revolutionaire manier om betere robots te ontwerpen, maar ook relevant voor fundamenteel onderzoek naar evolutie en het ontstaan van intelligentie.

Deze visie had Eiben al jaren

Nu is de EPSRC, Britse tegenhanger van de Nederlandse onderzoeksfinancier NWO, over de brug gekomen. Ze financiert een project dat Eiben indiende met collega’s van de universiteiten van Bristol, Edinburgh en York. De drie Britse universiteiten gaan elk hun eigen deel uitvoeren, precies volgens de visie die Eiben jaren geleden al had.

Het onderzoek begint in augustus en bestaat uit drie onderdelen. Er komt een fysieke omgeving die bestaat uit een geboortekliniek en testruimtes. Daar worden robots gefabriceerd met een 3D-printer en losse onderdelen zoals sensors, motoren en chips. Deze mechatronics zijn de organen van de robots, en worden geplukt uit een organenbank.

Nucleaire grot

De ‘robotbaby’s’ krijgen training in een school, net als mensen, zodat ze basisvaardigheden kunnen opdoen, zoals lopen. De succesvolle modellen gaan door voor een loopbaan als opruimer van een oude kerncentrale. Ze worden na een leerperiode losgelaten in een nucleaire grot zonder straling, met leidingen en rommel op de grond, waar ze hun weg moeten zien te vinden. Hun taak: de omgeving in kaart brengen en spullen opruimen. ‘De apparaten worden niet groter dan een voetbal’, vertelde Eiben in de Volkskrant. Zo zijn ze eenvoudiger te bouwen en ze moeten straks in een echte reactor door kleine openingen kunnen.

Tegelijk komt er een virtuele ruimte die een exacte kopie is van de echte ‘grot’, met dezelfde soort virtuele robots. Een supercomputer simuleert hun gedragingen. Deze computer creëert volgens evolutionaire modellen nieuwe varianten van de robots en laat ze los in de virtuele ruimte. In zo’n parallelle wereld gaat alles sneller, maar selectie op tekortkomingen gaat er minder goed, legde Eiben eerder uit in VU Magazine. Daarom gaat het onderzoek beter met een virtuele én een fysieke omgeving.

Het beste van twee werelden

‘Het mooie van deze opzet is dat we succesvolle echte robots kunnen kruisen met succesvolle virtuele varianten’, zegt Eiben in het Volkskrant-artikel. Als virtuele robotkinderen in de virtuele wereld succesvol zijn, kunnen de onderzoekers besluiten zo’n robotkind in het echt geboren te laten worden, uit de 3D-printer. Zo wordt het voordeel van computerevolutie – snel en vee – gekoppeld aan praktijkevolutie – langzaam en realistischer.

> Eerder in VU Magazine: ‘Over 15 jaar telen we robots net als groente.’ En Intelligente robots komen eraan.

> Lees ook het volledige Volkskrant-artikel van 18 mei.